Sahara en Sahel

Tekst en foto's: Herman van Voorst

Wanneer het woord Sahara valt is het eerste waar je aan denkt: zand. Zo verging het ons ook. Eind 1990 reisden we met eigen auto naar Ghana. De passage tussen Algerije en Niger is er één om nooit te vergeten.

 

De reis start op 1 november. Daaraan gaat een lange periode van plannen maken en voorbereiden vooraf. Veel lezen, boekjes en reisverslagen opduikelen, maar ook reizigers met ervaringen opsporen. Vergeet niet dat "googelen" nog niet bestond. Het kopen van goed kaartmateriaal bleek al een taaie klus. Onderweg navigeren deden we op basis van de kaarten, bijzondere kenmerken in het landschap en door gebruik te maken van het kompas. Tante Miep van TomTom moest nog geboren worden!

 

De aanloop naar het zuiden van Algerije verloopt gladjes. Verdwalen kan niet, het is één rechte streep naar beneden. Alleen de laatste etappe vanaf Im-Salah bestaat uit een strip van 400 km slecht onderhouden asfalt.

 

Het gebied dat we doorkruisen wordt vooral bewoond door de Toearegs; lange mensen met blauwe ogen en een licht getinte huidskleur. Een poëtisch volk, naar het schijnt, bij wie de vrouw qua positie gelijk staat aan de man. Hun islam is zeer gematigd en niet te vergelijken met die van de islamieten in Noord-Algerije. 

 

We reizen vanaf zuidelijk Spanje samen met Benno, Marjan en Koen (2), die in deze fase van de reis  flinke maag- en darmproblemen heeft opgelopen. Het kleine mannetje heeft daar steeds meer onder te leiden. Dat doet Marjan en Benno er jammerlijk toe besluiten de reis niet door te zetten. 

 

De "camping" van Tamarasset (Tam) is een trefpunt voor Sahara-reizigers, een plek waar de laatste info wordt uitgewisseld, konvooien worden gevormd en gebruikte spullen worden geruild of verkocht. We bereiden ons en de auto hier nog even voor op de barre pistes die ons te wachten staan. Het is hier nog mogelijk de auto af te tanken, de jerrycans met reservebrandstof te vullen en de voedsel en waterreserves op peil te brengen.

 

Op 6 december, vroeg in de ochtend, melden we ons formeel bij de politie van Tam en worden we in de registers bijgeschreven. De doorsteek naar Niger kan beginnen. Na zo'n 60 km is er ineens geen weg meer en ligt de grootste zandbak van de wereld voor ons.

 

We oriënteren ons voorlopig op grote betonnen palen die om de 5 kilometer in de zandbak zijn gepoot. Door alle zandverstuivingen wordt het gaandeweg steeds lastiger te koersen op deze hulpjes van beton. Ineens geen bakens meer en zijn we helemaal op ons zelf aangewezen. Oriëntatiepunten in het landschap, de stand van de zon en het kompas zijn vanaf nu onze belangrijkste raadgevers. 

 

Het is een behoorlijke uitdaging de auto aan het rollen te houden. Verraderlijk is de ondergrond die bedekt is met een dikke laag los zand. Keer op keer moeten de rijplaten er aan te pas komen. We worden er wel steeds handiger in, maar het blijft zwoegen en zweten. Het halveren van de bandenspanning helpt veel. 

 

Af en toe komen we een vrachtwagen tegen; niet altijd een teken dat we op de goede weg zijn. Een gestrande chauffeur vraagt ons om wat brood en beleg. Hij staat hier al een paar dagen met pech en sleutelt zich een slag in de rondte om zijn kapitaal weer aan de praat te krijgen. Afslepen in dit landschap is een illusie. Als je auto het begeeft dan valt deze ten prooi aan de Sahara. 

 

Zaterdag 8 december is een baaldag. Om de paar meter, zo voelt het althans, rijden we ons vast in het rulle zand. We kunnen geen bruikbare sporen vinden met een wat stevige ondergrond. Uren graafwerk en slechts een paar kilometer terreinwinst. Dat is de schrale oogst van deze dag. Als de zon onder gaat zijn we bekaf. De bus lijkt van binnen op een zandbak. Is dit nog leuk, vragen we ons af. Ja en nee is ons beider antwoord. Soms is het leuk en soms een verschrikking, maar het blijft geweldig!

 

De volgende ochtend doemen er 2 personenbusjes op, vergezeld van een 2-tal motoren. Twee Nederlanders en vier Duitsers. Natuurlijk hebben ook zij last van deze "zachte bodembedekkers". We drinken samen thee en bespreken de route. We besluiten in konvooi verder te trekken. Samen hebben we meer hulpmiddelen en menskracht om verder te komen. Alle bagage van de motorrijders wordt op het dak van onze bus gepakt. Daarmee krijgen de beide BMW's hun beweeglijkheid terug. De twee motorboys zijn per direct bevorderd in de rang van verkenner 1e klas! Zij kunnen ons bij de moeilijke passages die nog komen goede diensten bewijzen.

 

De etappe Dundes-de-Laouine is de zwaarste beproeving van de doorsteek. De duinen zijn niet hoog en zeker niet spectaculair, maar er is zand, heel veel zand. Tot de grootste bezienswaardigheden hier behoren de autowrakken en in dit zanderige gebied staan er heel wat. Iets verderop ligt zo'n mooie oude Citroën met spatborden in de vorm van oorbellen. Echt mooi is die niet meer; alles wat los kan is er al lang van afgesloopt. Alleen het verveloze, door de wind gezandstraalde karkas is nog over.

 

Elke avond eten we met onze vrienden uit een paar grote pannen. Het gerecht heeft geen naam, maar in deze entourage genieten we er volop van. Thomas (3) heeft het goed naar zijn zin. Hij ervaart de tocht over de zandpistes als één groot feest. Elke dag spelen in de zandbak en wat hem betreft kunnen we ons niet vaak genoeg vastrijden.

 

Als de zandduinen achter ons liggen rijden we over een hardere ondergrond. Zo lang het geen "wasborden" zijn kan het gas er op en rijden we in een waaier richting Im- Guezzam: een verzameling van wat kleine huisjes, hutten en tenten. Hier, even verderop, is de grens met buurland Niger. We melden ons af bij de politie zodat men weet dat wij de doorsteek volbracht hebben. Er is een bakker en een winkeltje met wat blikvoer. Belangrijker nog: een koffietent met onwijs lekkere koffie!

 

We rusten wat uit, tanken de auto's en motoren af. Water is op rantsoen en daarom krijgen we maar een paar litertjes. Dan rijden we op naar de officiële grensovergang, zo'n 20 km zuidwaarts. De klim naar de heuveltop waar de containers van de militairen  staan is voor onze bus net iets te veel. Een rupsvoertuig sleept  ons naar boven. Tijdens de voorcontrole wordt ons vriendje, eigenaar van één van de personenbusjes uit ons konvooi, herkent als een door de Algerijnse autoriteiten gezochte persoon.  Hij mag onder geen beding verder. We weten niet hoe snel we ons van deze man moeten distantiëren om niet ook zelf nog in de problemen te komen. Later op de avond spreken we hem nog vluchtig en wordt ons zijn situatie duidelijk. Hij probeert deze nacht met een boog om de grenspost heen te rijden en neemt alle risico's die daar voor nodig zijn. We hebben die nacht geen geweerschoten gehoord. 

 

Het afhandelen van de formaliteiten duurt een eeuwigheid. Ergeren heeft geen zin. Als we dan Niger binnen rijden rest ons nog de laatste 150 km Sahara tot aan Arlit. De pistes zijn hier beter te berijden en we maken er een spelletje van om vol gas in wijdse bochten over het terrein te laveren. Zo trekken we een lang spoor van stof achter ons aan dat kilometers lang zichtbaar blijft. 

 

Gerty ziet in de verte iets in het zonlicht nabij een autowrak glinsteren. We besluiten een kijkje te nemen. Half verborgen onder het wrak liggen een man en een vrouw. Iets verderop hun fietsen. Naar later blijkt een frans stel onderweg naar Kameroen. Ze liggen hier al meer dan een volle dag en zijn volledig uitgeput. De vrouw is niet meer aanspreekbaar en heeft met spoed medische zorg nodig. Onderweg ziek geworden door het drinken van brakwater.

 

We proberen nu zo snel mogelijk de missiepost in Arlit te bereiken. De beide fietsers liggen op ons bed achter in de bus; hun fietsen bovenop ons imperial. Gerty probeert de ernstig zieke mensen zo goed en zo kwaad als het gaat bij te staan. We kunnen aardig opschieten maar door de snelheid kiezen we soms de verkeerde tracks en komen dan onnodig vast te zitten. Tegen de avond bereiken we de uraniumstad en rijden de missiepost binnen. De missionaris ontfermt zich over de zieken en wij nemen een heerlijke (koude) douche. 

 

Na een paar dagen rust nemen we afscheid van de uiterst vriendelijke missionaris. Voor de fietsers was een dankjewel voor de lift blijkbaar iets te veel gevraagd. Onze reis gaat weer verder en we rijden de Sahel binnen. Een totaal uitgemergeld gebied. Voor haar bewoners zijn er twee zekerheden: een chronisch tekort aan voedsel en een groot gebrek aan alles.